Overgave aan de goddelijke wil

15-04-2024 - Leven in overgave aan het goddelijke. Het klinkt als iets moois, iets lichts, iets vervuld van vertrouwen. Maar wat er werkelijk nodig is om daar te komen, durven maar weinig mensen echt aan te kijken. Want het betekent niet simpelweg je hoofd buigen voor een hogere kracht. Het betekent sterven. Aan alles wat je dacht te zijn. Aan alles wat je hebt opgebouwd om jezelf veilig te voelen. Aan de ideeën, de plannen, de doelen die je ooit richting gaven, maar nu als ketens om je heen beginnen te voelen.

Ik heb het keer op keer ervaren. Die momenten waarop ik dacht: nu begrijp ik het, nu ben ik er. Maar dan — op het scherpst van de snede — werd ik weer teruggeworpen in de leegte. Niet omdat ik iets verkeerd had gedaan, maar omdat er nog iets in mij niet waar was. Nog een laag van controle, nog een schil van trots, nog een stuk dat geloofde dat ik het zelf moest doen. En elke keer brak het. Elke keer weer. Alsof het leven met zachte, maar genadeloze liefde zei: nee, lieverd — niet zo. Niet meer zo.

Het ego sputterde. Wilde zich vasthouden aan wat bekend was. Wilde verklaringen, grip, een pad met bordjes. Maar die kwamen niet. Er kwam alleen leegte. En stilte. En een diepe uitnodiging om te voelen: Durf je het echt los te laten?

Soms voelde het alsof God me liet vallen. Alsof ik op de bodem terechtkwam, en er niemand meer was. Geen vangnet. Geen richting. Geen stem. Alleen modder. Alleen mezelf. Alleen het rauwe niet-weten. Maar achteraf weet ik: het was precies wat nodig was. Ik moest zó diep zakken dat ik de grond raakte. Niet om te breken — maar om werkelijk op te staan. Niet op de kracht van mijn wil, maar op de stroom van iets groters.

Ik ben door de modder gekropen, rauw en zonder richting. Heb mezelf, stukje bij beetje, losgelaten. Op handen en knieën ben ik de oever op geklauterd — moe, maar vastberaden. En daar, in het zachte licht van iets dat groter is dan ik, ben ik gewassen. Naakt. Schoon. Niet ongeschonden, maar geheeld. Zonder maskers, zonder strijd. Alleen nog mezelf — in waarheid.

Sindsdien is er geen weg terug. Ik kan het oude niet meer dragen. Ik wil het ook niet meer. De weg van overgave is niet makkelijk. Want mijn ego probeert nog wel eens de leiding terug te nemen. Wil tóch plannen. Tóch zekerheden. Tóch houvast. Maar ik voel het meteen — de kramp, de samentrekking, het verkrampen van mijn energie. Het verschil tussen controle en vertrouwen is nu zó voelbaar geworden.

Dus kies ik. Elke dag opnieuw. Niet voor de makkelijkste weg. Maar voor de ware. Voor afstemming. Voor luisteren. Voor toelaten. Voor de weg waarop mijn hoofd niet langer regeert, maar mijn hart de leiding krijgt. Waarop mijn wezen zich opent voor wat het leven door mij heen wil creëren.

Ik leef nu in dienst van iets wat groter is dan ik. En dat voelt niet als onderwerping, maar als bevrijding. Ik hoef het niet meer te weten. Ik hoef het niet meer te doen. Ik mag zijn. Ik mag ontvangen. Ik mag geleid worden. En alles wat werkelijk bij mij hoort, dient zich vanzelf aan. Niet uit wilskracht, maar uit waarheid. Niet uit controle, maar uit resonantie.

Wat stroomt, stroomt. Wat blijft, blijft. Wat verdwijnt, is klaar.

Ik loop nu een nieuw pad. Met lege handen en een helder hart. Zonder maskers, zonder strijd. Geleid door de goddelijke wil. En eindelijk… in vrede met alles wat is.